-
1 Ärger
Ärger〈m.; Ärgers〉1 ergernis, ontstemming, woede ⇒ misnoegen, verontwaardiging♦voorbeelden:über jemanden Ärger empfinden • over iemand ontstemd zijndas ist sein ständiger Ärger • dat is voor hem een voortdurende bron van ergernis2 jemandem Ärger bereiten, machen • iemand narigheid, last bezorgen〈 informeel〉 mach (mir) keinen Ärger! • maak geen problemen! -
2 über jemanden Ärger empfinden
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > über jemanden Ärger empfinden
-
3 ärgerlich
ärgerlich2 ergerlijk, vervelend ⇒ naar, onaangenaam♦voorbeelden:ärgerlich auf, über jemanden sein • boos op, ontstemd over iemand zijn
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский